Op de foto hierboven Dieks Kievitsbosch van de Oude Wythmenerweg
  Een van de vele boerenbedrijven in Herfte-Wijthmen  (archief familie Kievitsbosch)

Inhoudsopgave, klik op de groene link

Dit dorp, ik weet nog hoe het was

De boerenkind’ren in de klas

Een kar die ratelt op de keien

Het raadhuis met een pomp ervoor

Een zandweg tussen koren door

Het vee, de boerderijen

(Uit Het Dorp gezongen door Wim Sonneveld)

Wat er in de toekomst ook mag overblijven van de eens zo bloeiende boerenstand, de buurtschappen Wijthmen en Herfte zullen de geschiedenis ingaan als een (samengesmolten) dorp van boeren. Meer dan duizend jaar hebben de weinige bewoners geploeterd en gezweet om de grond in het Zwolse buitengebied te bewerken en hun vee te houden. In de beginjaren boerden ze om met hun vaak kinderrijke gezinnen te voeden, heel veel later ook uit een soort van vrije wil, als een roeping.

Veel oude boerderijen in Wijthmen en Herfte zijn in de loop der jaren veranderd in prachtige huizen en woonpaleisjes. Toch schommelt het aantal agrarische bedrijven nog altijd, net zoals in het verleden rond de dertig. Heel wat als men bedenkt wat de onder de invloedrijke landbouwpoliticus Sicco Mansholt ingezette en later door hemzelf betreurde schaalvergroting in de vorige eeuw ook in het voormalige Zwollerkerspel zou teweegbrengen. Maar tegenwoordig staan de boeren opnieuw onder grote druk vanwege de stikstof en de uit woningnood oprukkende stad. Bovendien heeft de gemeente een optie (tot 2028) op enkele honderden hectares – of bunders in dialect – in Herfte. Grote vraag: komen de boeren in het ondernemende dorp ook deze crisis te boven na eeuwen van externe bemoeienis of overwicht te hebben overleefd?

Sappelen

Boeren golden vanaf de eerste nederzettingen als de grootste bewonersgroep van Wijthmen en Herfte. Ze waren nog eeuwenlang met heel weinigen en moesten sappelen om het eigen gezin van eten te voorzien. In veruit de meeste gevallen waren ze onderworpen aan de nukken van de veel beter bedeelden. Rijkdom en macht waren in de loop van de tijd voorbehouden aan het stadsbestuur, dat neerkeek op de boeren, de kerk of rijke families uit Zwolle, die een landgoed als tweede huis betrokken op steenworpafstand buiten de stad.

Maar getalsmatig bleven de boeren meetellen. Tot circa 1960 bleef de agrarische sector de belangrijkste bron van bestaan. Er viel (en valt) goed te boeren op de aanwezige zandruggen met een constant grondwaterpeil en geen gevaar voor overstromingen. Maar de ruimte op deze essen en belten was beperkt. In de veertiende eeuw zat Wijthmen zogezegd al ‘vol’. Op de beide essen (de Stramp Es en de Wijthmener Es) ontstond een klein, los esdorp. Vooral langs de Erfgenamenweg en Oude Wijthmenerweg waren de boerenerven in een keurig rijtje als aan elkaar geregen.

Dochter Bertha Lammertsen aan het melken (Particuliere collectie)

In de Vroege Middeleeuwen werd in het gebied begonnen met het verbouwen van rogge, gerst en haver, in de achttiende eeuw kwamen aardappelen daarbij. Op de vaak drassige lager geleden landen was ruimte voor grasland en koeien. Veel koeien waren dat toen nog niet. Zelden bezat een boer meer dan tien koeien (vaak niet meer dan vijf) naast één of twee paarden, die dienst deden als landbouwwerktuig.

Dat bleef zo tot de twintigste eeuw zoals Reint en Janna Lammertsen aan de Woestijnenweg, dat lange tijd een zandpad was waar de kuilen met puin waren opgevuld. Nooit kenden zij het mechanische gemak van een tractor.

Aanvankelijk stond hun boerderijtje aan de Kroesenallee. Later werd hun adres omgedoopt tot Woestijnenweg, zo genoemd vanwege de zandgrond. De Lammertsen veranderden dus van adres zonder te verhuizen. Ze kregen er zeven kinderen: Jan, Sina, Johan, Riek, Anna, Reintje en Bertha.

Wat in de familiegeschiedenis bleef hangen was een voorval uit de oorlog. Waarschijnlijk in 1943 kwam de Duitse bezetter met een fotograaf langs aan de Woestijnenweg. Het hele gezin moest in de zondagse kleren voor hun boerderij opdraven. Zelfs de toen doodzieke moeder werd uit bed gehaald. De Duitsers gebruikten deze werkwijze om precies te weten wie op de boerderij woonde en later te kunnen controleren of er onderduikers schuilden. Aan de gezichten van alle familie is af te lezen, dat het hier niet om een vrolijk familiekiekje gaat.

Rankenberg

De Lammertsen boerden op een paar bunder. De monumentale boerderij van Rankenberg in Herfte  was van een heel andere orde: Eerst pakweg 25 bunder en later nog veel meer, grofweg van Boschwijk tot bijna in Berkum. Rankenberg was wat men noemde een herenboer, net als bijvoorbeeld Ap Kok aan de Heinoseweg naast De Mol. Om zijn status aan te geven: zelfs het oude toilet op de boerderij was bekleed met mooie tegeltjes, een luxe die de keuterboeren zich niet konden permitteren.

Hoewel de boerderij al generaties in dezelfde familie was, komt de naam Rankenberg voor het eerst voor in het prille begin van de twintigste eeuw. Dochters in verschillende generaties waren de constante factor in lijn, vandaar. Zo boerde eerst Melenhorst er, gevolgd door Logtenberg. Toen de dochter des huizes Everdina Wilhelmina Logtenberg op 24 mei 1910 trouwde met een jonge boer uit Zalk (Hendrik Antonius) werd de naam van de eigenaar veranderd in Rankenberg. Het paar kreeg vijf kinderen, vier dochters en een zoon: Anna, Marie, Jans, Mina en Hein.

De fraaie boerderij in Herfte was in 1903 vlak langs het spoor komen te liggen, toen de spoorlijn tussen Zwolle en Dalfsen werd aangelegd. Sindsdien mochten geen hooibergen meer achter de boerderij worden gezet vanwege het gevaar van gloeiende kolen die uit de stoomlocomotief rolden. Vandaag de dag kan men vanuit de boerderij uitkijken over de golfbaan bij de Wijthmenerplas.

Inkwartiering
Rankenberg had een zogenaamd gemengd bedrijf met akkerbouw en melkkoeien. Net als de meeste andere boeren in de omgeving, maar dan wel veel groter. Vader en moeder Rankenberg maakten de inkwartiering van soldaten mee gedurende de Eerste Wereldoorlog.

De vijf dochters en zoon gingen met meerdere kinderen in Zwolle naar school. Meestal lopend, maar ze hadden de luxe om bij slecht weer met de trein te kunnen. Op honderd meter van de boerderij stond het stationnetje Herfte-Veldhoek. Vlak voor de boerderij werden katholieke missen opgedragen in de buitenlucht. Een kerk was er toen nog niet, in Herfte noch Wijthmen.

Van de Rankenbergs bleven Hein en Marie tot begin jaren zeventig op de boerderij. Bij gebrek aan opvolging werd het pand, dat op de rijksmonumentenlijst staat, door broer en zus verkocht aan dierenarts Starrenburg. Hein en Marie, beiden kinderloos, bleven in de directe omgeving wonen. Ze lieten een vrijstaand huis bouwen aan de Herfterlaan.

Hoe klein en voor een groot deel zelfvoorzienend ook, Wijthmen was niet geïsoleerd. Dat was het nooit geweest ook. Dat kwam doordat het in de schaduw van de ‘grote’ stad Zwolle lag en er nauw mee verbonden was. Wijthmen lag bovendien langs de voor die tijd drukke weg (veelal omschreven als het karrenpad) naar Twente en Duitsland, een belangrijke handelsroute. En Wijthmen was al voor het jaar 947 voor een groot deel in het bezit van de Stift Essen, een Duits vrouwenklooster. Herfte lag weliswaar nog dichterbij Zwolle, maar toch ook weer geïsoleerder, want een paar kilometer verderop van de weg. En dat maakte een groot verschil in vroeger jaren.

Pelleboer

Een prachtig voorbeeld van een tot woonpaleisje omgetoverd boerderijtje (in Saksische stijl) langs de oude weg naar Twente was aan de Oude Wijthmenerweg (overlopend in de Oude Twentseweg) opgetrokken. Deze boerderij uit de tweede helft van de negentiende eeuw was in 1904 door een zekere Stoel gekocht, die het in 1932 weer verkocht aan Harm Pelleboer uit Mastenbroek, een familielid van de ooit zeer populaire weerman Jan. Hij telde er 1.500 gulden voor neer. In de koop zaten de boerderij, een populier, de mest, de kamschuur, de varkensschuur en de varkenszompen (voederbakken) besloten. Voor de rikken met draad moest hij 15 gulden extra betalen.

Harm Pelleboer overleed in 1967. Weduwe Gerrigje zat altijd in haar vaste leunstoel op haar plek bij het raam in de woonkamer. Zij stierf in 1988 waarna de nieuwe bewoners aan een ingrijpende restauratie begonnen.

Honderden jaren groeide Wijthmen noch Herfte eigenlijk niet meer. De essen en belten zaten vol. In 1751 werden 28 boerderijen geteld, waarvan slechts twee in eigendom van een boer. De rest behoorde aan de meer gelukkigen (of liever: gefortuneerden) in deze wereld. Het merendeel was keuter (kleine boer), horige of landarbeider. Pas in de achttiende eeuw veranderde dat. Het aantal grootgrondbezitters nam af. Uit geldgebrek waren overheid, mensen van adel en andere rijken, maar ook burgers gedwongen om land te verkopen. Meer boeren konden grond aankopen door sterk gestegen productieprijzen. Ze gingen zich op de markt richten. En meer vee houden. Meer vee betekende meer mest en dat was toen (nog) een voordeel om het land te bewerken. De laaggelegen gronden konden in weilanden worden omgezet.

De vroegst bekenden namen van Wijthmeners dateren van ongeveer het jaar 1400. Namen als Heyne die Hulzene, Willeken en Ludeken ter Middelwort en Gerrit Vrancke. Veelal waren de namen verbonden aan boerderijen, zoals Mening, Hoting, Middelwort en Zuysto (Soeslo). Niet zo vreemd voor een dorp van boeren. Genoemde namen zijn nagenoeg allemaal in de vergetelheid geraakt. De boeren van nu voeren namen als Mulder, Beltman, Poppe of Diepman om er een paar te noemen. Die ontwikkeling in namen duidt erop, dat Wijthmen een dynamischer plattelandssamenleving kende dan het geïsoleerdere Twente, zo valt te leren uit een cultuurhistorische analyse van enkele jaren geleden door het Historisch Centrum Overijssel en Het Oversticht.

De familie Mulder

In Herfte, niet ver van de boerderij van Rankenberg, woonde een bijzondere familie. Een bijzonder gróte familie vooral, want Gradus en Sien Mulder kregen liefst 18 kinderen. Toosemeue van de Hollewand was de vaste vroedvrouw. Zo ongeveer elk jaar, vanaf 1909, werd ze naar de Herfterlaan 55 (nu Sorghvlietweg 6) geroepen.

Het kinderrijke gezin verloor twee nakomelingen. Een jongentje aan de wiegendood en dochter Annie aan acute reuma. Te voet door de kindertjesweilanden (ter hoogte van het huidige Isala-ziekenhuis) naar school in Assendorp (een fikse wandeling van anderhalf uur) kon ze op zekere dag niet meer lopen van de pijn. Ze overleed zes weken later op slechts zestienjarige leeftijd.

Vader Gradus kwam (net als buurman Rankenberg) oorspronkelijk uit Zalk en Veecaten, dat aan beide oevers van de IJssel lag, maar wel een bestuurlijke eenheid vormde. (Later werd Zalk-veecaten bij IJsselmuiden gevoegd en vanaf 1 januari 2001 kwam het bij de Gemeente Kampen.)

Sien Poppe kwam uit Westenholte. Ze trouwde met Gradus op 5 juni 1907 en het jonge paar belandde min of meer bij toeval in Herfte. Gradus erfde de met hun eigen handen gebouwde boerderij van de vrijgezelle broer en zus Mans en Treesemeue Kroes. Dat was bepaald geen kinderachtige erfenis met een dertigtal koeien, kippen, varkens en twee paarden. Later werd ook melk gekarnd om kaas te maken. Gradus, later door zijn kinderen omschreven als zorgzaam, streng maar rechtvaardig, kreeg de beschikking over een knecht, Sien had een meid, zoals dat toen weinig flatteus heette, als hulp in de huishouding. Rampspoed trof de familie op zondag 21 mei 1921. Door nooit helemaal opgehelderde oorzaak vloog de boerderij in brand. Moeder Mulder probeerde nog te redden wat er te redden was van haar mooie servies. Een flink deel sneuvelde alsnog, toen ze – in paniek waarschijnlijk – met het servies in haar schort gestopt over de heg probeerde te vluchten voor het vuur en de rook. Andere mooie stukken uit de inboedel werden in de rogge verstopt, maar bleken de volgende dag gestolen.

De schrik zat er goed in bij de buurt. Veel buren besloten meteen hierna een brandverzekering af te sluiten bij de notaris. De leden van het gezin Mulder werden onder meer opgevangen bij de familie Barbanson op Huize Sorghvliet en bij familie in Wijthmen.

Niet veel later, in de volgende zomer, sloeg het noodlot weer toe. Tijdens een hevig onweer werden twee koeien van Gradus Mulder getroffen door de bliksem, Maar reeds in november gingen de koeien weer in de herbouwde boerderij op stal en konden de knechten boven de deel slapen. De familie volgde weldra. Veerkrachtig al zij was werden er nog twee boerderijen bijgebouwd aan de huidige Hooiweg.

Crisisjaren
Na de ‘beurskrach’ in de Verenigde Staten braken ook nog eens de crisisjaren aan. De wereldwijde en diepe recessie, gepaard gaande met grote werkloosheid en sterk dalende opbrengsten, trof ook Herfte. Op de boerderij van Mulder ging het niet goed. Een desastreuze ziekte was onder de koeien uitgebroken en de eieren brachten op de markt niets tot hooguit een halve cent op. De prijs voor een pink (jonge koe) kelderde van circa 75 gulden naar 25 gulden.

Zoveel tegenslag werd de familie teveel en de bedrijfsvoering zakte door de bodem. Maar het bleef de Mulders steken, dat de notaris in het begin van de jaren dertig besloot de stekker uit de bedrijfsvoering te trekken. Dat was niet nodig geweest vond men.

De familie Mulder hield heel erg van gezelligheid. ’s Avonds werden spelletjes gedaan en er werd veel gezongen. Zoon Jan op zong en floot al als kind. Dat bezorgde hem de bijnaam Jan Vogel. Zijn broer Hein werd Lange Hein genoemd vanwege zijn lengte. Hij werkte onder meer in het porseleinfabriekje van Mevrouw Van Nispen, die in het houten huis aan de spoorlijn woonde en koekjes bakte voor de kinderen.

Uitje
Op Koninginnedag was het vaste gewoonte om naar de optocht in Zwolle te kijken. De kinderen kregen een ijsco en vader ging een borrel drinken bij Brand op de Melkmarkt alvorens de terugreis met paard en wagen te aanvaarden. Heel soms ging de familie met de trein van het stationnetje Herfte-Veldhoek naar de stad. Hoewel het in afstand een ritje van niks betrof, werd dat als een uitje beschouwd. Het kaartje kostte een dubbeltje. De Mulders waren dol op schaatsen. Dat kwam goed van pas, want bij gebrek aan gemalen stond Herfte regelmatig blank. Vanuit de boerderij konden de Mulders zo het ijs opstappen. In de bongerd (boomgaard) van de familie werd een heus baantje aangelegd, waarop onderlinge wedstrijden werden verreden. Een favoriete, maar gedurfde en gevaarlijke bezigheid was het zo hard mogelijk paardrijden zonder teugels of zadel door de bongerd. Nee, bang uitgevallen waren de Mulders niet. De oudste dochter Trees (van 1909) vertrok in 1930 naar Nederlands-Indië. Twee dochters emigreerden naar Canada. Willem nam deel aan de barre Elfstedentocht in 1947, die werd geteisterd door sneeuwbuien, een ijzige kou en een keiharde oostenwind. Om al schaatsend en onbedoeld aan te geven welke doorzetters door de eeuwen heen in het buitengebied woonden.

 

 

 

 



web counter