-Voorwoord schrijver[i] krantenartikel in het Nunspeets Nieuwsblad van 1 november 1966

Heel toevallig kwam ons het verhaal van de wilde deerne van Overiessel ter ore niemand zal ons kwalijk nemen dat wij het aanvankelijk voor een fantastisch verzinsel, een soort sage hielden. Maar bij een speurtocht in de oude archieven diepten we een aantal boeken en vergeelde geschriften op die ons tot andere gedachten brachten. Aan de hand van die officiële gegevens hebben wij toen het verhaal van  “de wilde deerne” voor u opgeschreven in de vast overtuiging dat u het met zoveel interesse zult lezen als wij het hebben gereconstrueerd. Zo troffen we in de stadsrekening van Zwolle de vermelding van kleine bedragen aan die waren uitgetrokken voor kleding voor “de wilde deerne”. Er wordt over een paar hemden, een jak en een paar kousen gesproken. Wij zullen u niet wijzer maken dan u al bent, maar raden u aan het volledige hier bijgevoegde woeste verhaal van “de wilde deerne” te lezen, als u zich voor haar interesseert.

Nog even dit: Voor ons land is deze fantastische geschiedenis een unicum gebleven, maar elders in de wereld schijnt zich een dergelijk voorval wat meer te hebben voorgedaan.

Zo leefde er een aantal jaren geleden in Abesinië een jongeman in het wild. Volgens de verhalen verplaatste hij zich even snel als de gemzen en de gazellen. Hij werd gevangen, getemd en leerde zelfs een beroep, dat hij als eerzaam burger uitoefende in zijn geboorteland.

Hij heeft zich volledig aangepast aan de beschaafde wereld en haar bewoners en onderscheid zich in niets meer van zijn medemensen.

Leest u nu maar hoe het “de wilde deerne van Overiessel” verging.

[i] De naam van de schrijver is in het krantenartikel niet weergegeven

Inleiding

Het hier beschreven verhaal stamt uit 1717, een tijd waarin de streek van Zwolle met aangrenzende gemeenten zich langzaam ontwikkelde. De middeleeuwse huizen waren gedeeltelijk reeds vervangen door moderne woningen. De bouw hiervan stond onder invloed van de Amsterdamse architect De Keyser. In de omgeving wemelde het van windmolens, zowel koren als olie- en houtzaagmolens. De mechanisatie kwam in de dagen ook langzaam opgang. De wegen rondom de stedenwaren weliswaar verbeterd, maar toch nog slecht te berijden. In de stad Zwolle echter waren de wegen goed berijdbaar, daar zorgde de magistraat persoonlijk voor. Buiten de stad waren de weggebruikers afhankelijk van ridderschap en steden. Deze lieten echter meestal verstek gaan, omdat het onderhoud veel geld kostte. Het gevolg was dat de zandwegen niet te berijden waren, ze zaten vol kuilen en als het regende was het één modderpoel.

Er viel buiten de stad overigens weinig leven te bespeuren. Het was er een ware woestenij,  doorsneden door de Watersteeg, maar dat was ook al een slecht begaanbaar zandpad. Zo nu en dan galoppeerde een eenzame ruiter over het pad.

De buitenwegen werden zo min mogelijk gebruikt omdat de buurt tussen Zwolle en Dalfsen, waar ons verhaal zich straks gaat afspelen,  wemelde  van de misdadigers, die er niet voor terugschrokken iemand voor een paar goudstukken om zeep te brengen.  Er werd wel gesurveilleerd. Het toezicht op de handhaving van de orde uitgevoerd door scholtendienders[i] en armjagers[ii]  was echter onvoldoende. De gehele buurt  was zeer bosrijk.

[i] scheldnaam voor politie, veldwachter      [ii] assistent voor handhaving openbare orde 

Praten had ze nooit geleerd

In het kort hebben wij geschetst in welke omgeving en onder welke omstandigheden de hoofdpersoon van dit verhaal, “de wilde deerne van Overiessel” leefde. Ze was achttien jaar oud, had heel lang zwart haar en een donkergetinte huidskleur. Praten had ze nooit geleerd. Ze hield zich in leven met honing, dat ze uit korven stal. Verder at ze knollen en liet de koeien niet ongemoeid.  Ze had wel door dat deze dieren melk gaven en leste haar dorst gretig met dit voedzame  en smakelijk vocht.

Tijdens de zomermaanden dwaalde ze langs de Vecht, die door een zeer afwisselend landschap stroomde. De Vecht vormde onder normale omstandigheden toen een belangrijke vaarweg voor de steenhandel. In de bewuste zomer van 1717, toen de wilde deerne actief was, was de Vecht echter onbevaarbaar. Door een langdurige droogte stond er vrijwel geen water meer in de wetering, die toen maar liefst 130 grote en kleine bochten telde.

Het Vechtdal was door de droogte een levendig element kwijtgeraakt, waardoor het er ongewoon rustig was. En in deze eenzaamheid zwierf een ongekleed meisje rond dat de boeren door het mysterieuze verdwijnen van tal van goederen voor raadsels zette. Niets vermoedend wat haar boven het hoofd hing ging het langharige meisje door met stelen. De bestolen boeren vertelden intussen de wildste verhalen die als een lopend vuurtje tot ver in de omtrek de ronde deden.
Er werden observatieposten uitgezet en weldra raakte bekend, dat er inderdaad een vreemd wezen rond liep en dat het gerucht dus niet op fantasie beruste. De boeren besloten het toen te vangen en in augustus 1717 werd een klopjacht op touw gezet.

Grote drijfjacht

Over de vraag hoeveel personen voor deze jacht bij elkaar zijn getrommeld wordt verschillend geschreven. Er zijn gegevens, waarin sprake is van 100 personen, maar er zijn er ook die spreken van niet minder dan 1000 jagers. Dit doet er echter verder niet toe. De landbouwers vertrekken ’s-morgens al vroeg.

De startplaats was ten westen van Wijthmen om precies te zijn, waar de Wijthmener lagere school heeft gestaan, aan de weg naar Dalfsen. De boeren namen niet ongewapend aan de klopjacht deel. Je kon immers niet weten.  De wapens liepen uiteen van een ouderwets geweer, dat ergens op een hooizolder was  gevonden tot landbouwwerktuigen zoals zeisen, spaden en hooivorken.  Daar gingen ze dan op het startsein van één van de leiders. De route liep van de Poppenallee door het Erfgenamenbos in de richting van de Selhorst. Het geselecteerde gezelschap bewoog zich in een hoog tempo voort, door de bossen en dwars door de korenvelden. Soms struikelde er iemand over een boomstronk, maar zoiets was wel heel onbelangrijk met zo’n opwindend doel voor ogen.  Via de Veldhoek snelden de boeren verder in de richting van de Boerendans, maar het wezen scheen ongrijpbaar en bewoog zich pijlsnel voort.

De jagers gaven de moed echter niet op. Verder ging het via Berkum richting Agnietenberg, waar tegenwoordig bij warm weer veel badgasten heen gaan om zich in de Agnietenplas te verfrissen.
In de buurt hiervan, in het Kranenburgerbos, waar nu een begraafplaats is wonnen de achtervolgers terrein op de wilde deerne, die aan het eind van haar krachten bleek te zijn.  Het dier – dat was het nog steeds in de ogen van de boeren – werd omsingeld en met enkele vangnetten die ze hadden meegenomen, werd het “wild” tenslotte buitgemaakt.

Groot was echter de verbazing van de boeren toen ze het “beest” uit de vangnetten haalden en er geen beer of wolf te voorschijn kwam, maar een ongekleed, verwilderd meisje, dat het echter geen woord uitte. Ze had immers nog nooit leren spreken. Wel slaakte ze enkele zeer vreemde aandoende geluiden.

De boeren konden hun ogen en oren niet geloven. “Was dat nou het wezen, dat hen zoveel hoofdbrekens had bezorgd? ”, vroegen ze zich af. Het meisje was echter helemaal niet van haar stuk gebracht en wilde het weer op een lopen zetten, maar de boeren versperden haar echter de weg.

Volgens de verhalen moet ze toch flink van zich af hebben geslagen. Menig boer heeft aan de ontmoeting met haar geen prettige herinnering overgehouden. Ze moet volgens de overlevering zeer sterk zijn geweest. Nadat ze haar eindelijk hadden overmeesterd, brachten ze haar onder aanvoering van een schout naar het marktplein binnen de stadsmuren van Zwolle.

Hier mocht de burgerij het meisje met eigen ogen zien. Dat er veel belangstelling voor dit schouwspel was zal wel duidelijk zijn. De schepenen beslisten tenslotte over haar lot. Ze zou voorlopig in het weeshuis worden ondergebracht. Gelukkig waren de mensen niet zo onverstandig het meisje direct te wassen. Hadden ze dit wel gedaan, dan zou ze beslist gestorven[i] zijn.  Na de gevangenneming heeft de wilde deerne enige tijd in het weeshuis vertoefd.

Moeilijke dagen

De wilde deerne kon eerst moeilijk wennen en sliep op de grond, ze wilde de nacht onder geen voorwaarde in een van de bedsteden doorbrengen, die pas in 1850 vervangen werden door ijzeren ledikanten. In ieder geval bleef de getemde deerne nog lang een “publiek vermaak” tijdens kermisdagen werd ze zelfs openlijk tentoongesteld, achterin het gebouw, waar ook de krankzinnigen te bezichtigen waren. In de 18e eeuw is met deze traditie gebroken. Na een kort verblijf in dit weeshuis werd de wilde deerne in kost gedaan bij een Zwolse familie.

Om de herkomst van het zwartharige meisje taste men zich in het duister. Een van de mysteries was hoe ze in de Zwolse omgeving terecht is gekomen? Waarschijnlijk is ze er achter gelaten door zigeuners, die het kind hadden meegevoerd als slavin.

Toen de schepenen en de magistraat in het onzeker bleven verkeren, namen ze tenslotte het modernste middel van die tijd te baat, ze plaatsten een advertentie in de krant, dit sorteerde effect. Na enige tijd melde zich een vrouw uit Antwerpen, wiens dochtertje in het jaar 1700 in de leeftijd van 16 maanden was gestolen.

[i] Dit zou te maken kunnen hebben met een ander immuunsysteem systeem dat ze had ontwikkeld.

De beschrijving die de vrouw van haar baby opgaf was in overeenstemming met de kenmerken van de wilde deerne. De Antwerpse kreeg het kind terug. Dit vond plaats in 1718.
Het meisje was toen al flink op weg een normaal mens te worden en vertrok met haar moeder naar Antwerpen, waar ze langzaam taken als spinnen en omgangsvormen leerde.  Spreken heeft ze echter volgens zeggen nooit goed geleerd en ze is altijd ongehuwd gebleven.

Toch een goede afloop

Geboren op 18 oktober 1698 als dochter van Joannes Jenaert en Anna du Chatel was de jonge Anna Maria de oogappel van het Antwerpse gezin. Wanneer het meisje zowat anderhalf jaar oud is, wordt ze ontvoerd dooreen vage kennis, een vrouw die het kind “eventjes” meenam om rijstpap te gaan eten. Ze keerde nooit terug en sindsdien hadden de ouders niets meer vernomen over hun dochtertje.

In hun wanhoop hadden ze nog een oproep geplaatst in de Antwerpse Posttydinghe in mei 1700: “Den 5 mey 1700 is te Antwerpen gestoolen een Kind Oud omtrent 16 maanden, synde een Meysken genoemd Anna Maria Gennaert.”

Er komt echter nooit enige reactie op de advertentie totdat begin 1718 moeder Anna du Chatel de gebeurtenissen in Zwolle ten gehore krijgt.

Met hulp van de Antwerpse Stadmagistraat word er contact opgenomen met de stedelijke overheid van Zwolle, die dan vaststelt dat de beschreven lichamelijke kenmerken als twee samengegroeide tenen aan de linkervoet, kuiltjes in wangen en kin en een opvallend litteken aan de linke wenkbrauw  overeenkomen met de kenmerken van het kind in Zwolle.

Anna du Chatel reist na Zwolle af en wordt op 22 maart 1718, na 18 jaar weer verenigend met haar kind Anna Maria. Waarom Anna Maria is mee genomen als baby zal waarschijnlijk altijd wel een raadsel blijven

=========

Opmerking:

We proberen zoveel mogelijk alle betrokkenen die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan dit artikel te benoemen. Hoewel van diverse onderdelen het eigendomsrecht niet kon worden achterhaald kan een ieder die van mening is enig recht te kunnen ontlenen aan de inhoud van dit artikel contact met ons opnemen. We kunnen dan uw naam vermelden of het onderdeel op uw verzoek onmiddellijk verwijderen van de site .Uw privacy willen wij altijd garanderen, echter op sommige gedeeltes van deze site worden namen van enkele personen geplaatst. U kunt ons altijd aangeven indien U dit niet wenselijk acht. Wij zullen dan uw naam direct van deze site verwijderen.

Heeft u bij het lezen van bovenstaande teksten onjuistheden geconstateerd zowel inhoudelijk als tekstueel dan houden wij ons graag aanbevolen voor deze opmerkingen. Heeft U misschien aanvullingen op dit artikel, ook dan houden wij ons aanbevolen.

Via de site linksonder kunt U uw opmerkingen aan ons doorgeven. Onze dank hiervoor.

**Schrijver/Historicus Wim Coster heeft dit verhaal in een boek verwerkt met als titel “Het Wolfsmeisje” onder ISBN 9789460038297

Samenstelling Gerard Hülsmann maart 2021

Bronnen:

http://dewildedeerne.nl/de-wilde-deerne/historie/

foto materiaal: internet

 



web counter