Als we uit Zwolle over de parallelweg van de N35 komen zien we aan de linkerzijde de ons zo bekende landhuizen uit de achttiende eeuw. Eerst passeren we het buitengoed Landwijk, vervolgens komen we langs Boschwijk met zijn bekendste bewoner Rhijnvis Feith.
Komen we ter hoogte van het voormalige café de Zon dan zien we de oprijlaan van buitengoed Veldwijk, nu een ingang aan de Zwolse zijde van de Wijthmenerplas de Hoekserflaan.
Hier konden we in de achttiende eeuw wellicht ook een glimp opvangen van het prachtige en niet onaanzienlijke buitengoed Veldwijk. Deze drie landhuizen hadden in de achttiende eeuw een statige uitstraling met de prachtige oprijlanen en de mooi aangelegde tuinen, liggende als een sierraad midden tussen de weilanden.
Anno 2020 is Veldwijk wat dat betreft geschiedenis, het buitengoed bestaat al ruim 160 jaar niet meer.
Er is maar weinig dat ons kan herinneren aan buitengoed Veldwijk, geen enkele foto, schilderij of tekening is door overlevering tot ons gekomen.
Slechts enkele kadastrale kaarten zijn er voor ons beschikbaar én heeft het landschap tot op de huidige dag nog steeds kenmerken van dit waarschijnlijk in 1750 ontstane buitengoed.
De Hoekserflaan met zijn huidige laanstructuur vormde de toegang tot het buitengoed en door de locatie van boerderij Veldwijk – de boerderij van de familie Meiberg – weten we exact waar het buitengoed heeft gestaan, zie de foto hieronder.
Voor het ontstaan van buiengoed Veldwijk was er al een *spieker (1) gebouwd met een boerderij, de eerste vermelding hiervan was is in 1675.
De vroegste vermelding van dit buitengoed met de naam “Veldwijk” is op een uit 1832 daterende kadastrale minuut.
Veldwijk is dan een rechthoekig herenhuis met een breedte van ongeveer tien meter bij acht meter diep.
Het buitengoed was voorzien van een gracht, als we de grachtbreedte opmeten van de onderstaande kaart en deze vergelijken met de bekende maatvoering van het hoofdhuis komen we, weliswaar onnauwkeurig tot een breedte van zes á zeven meter. Deze gracht geeft aan dat het aanzien van het buitenhuis toch wel spectaculair moet zijn geweest. Binnen de gracht was een ruim voorplein, waren er moestuinen en mogelijk ook een boomgaard.
Aan de zuidkant stond een houten tuinhuis vlakbij de gracht.
Aan de linkerzijde van het hoofdgebouw was een gebouw waarschijnlijk met de nok haaks op het voorplein, welk aan de voorzijde waarschijnlijk fungeerde als koetshuis.
De kleine inham in het achterste deel wijst waarschijnlijk op een dienstwoning.
Buiten de gracht was nog een houten gebouw, waarschijnlijk een schuur.
Over het voorplein liep een vrij lange zichtlaan in noordoostelijke richting.
Parkaanleg
Deze laan was niet de toegangslaan naar het buitengoed.
Direct over de brug, over de landschappelijke vergraven buitengracht kon men zowel in noordelijke als in zuidelijke richting naar de nog bestaande toegangslaan gaan.
Deze toegangslanen waren dus de meest directe verbinding tussen de Twentseweg en de stad Zwolle.
Achter het huis, binnen de gracht was een tuin van ongeveer 50×50 meter.
Op de linker kaart zien we binnen de gracht ook de prachtige aangelegde geometrische (2) parkaanleg. Op de kaart zien we dat er wandelpaden met bomen aan weerszijden en vijverpartijen.
Van deze kaart is niet duidelijk dat de structuur er in detail zo moet hebben uitgezien, het zou kunnen dat men enkel de hoofdstructuur is aangegeven.
Veldwijk is gebouwd ergens tussen 1749 en 1781, dit gebaseerd op de kadastrale- en militaire kaarten van die tijd.
Voor 1749 komt Veldwijk niet voor in de registers van nieuw gebouwde huizen en aangegraven landen.
Waarschijnlijk hebben we net als met vele kleine Zwolse buitenplaatsen uit die tijd hier nog te maken met zoals eerder genoemd een “Spieker”, een rechthoekig, verdiepingloos gebouw met een schilddak.
Het gebouw is in de loop van de 19e eeuw mogelijk vernieuwd, er word in de Provinciale Overijsselse Courant van 14 maart 1843 bij de openbare verkoop van dit buitengoed geschreven over een herenhuis, de tekst in deze advertentie doet denken aan een recent gebouwd herenhuis.
“(…)gelegen aan de straatweg tussen Zwolle en Almelo, ruim een half uur gaans van Zwolle in het buurtschap Wijthmen.(…) bestaande uit een modern HEERENHUIS, geschikt voor Zomer- en Winterverblijf, Werkbaaswoning, schuur en verdere gebouwen, hoven en exquise Vruchtbomen, bosschen en lanen en verdere platagien.(…)
In 1844, een jaar na de verkoop is het herenhuis uitgebreid met een vleugel aan de linkerzijde en zijn de werkbaaswoning en het koetshuis gesloopt. Het Herenhuis kreeg hiermee een L-vormige plattegrond.
Omdat er steeds meer vraag naar landbouwgronden was en ook de vraag naar bewoning op het platteland terugliep werden vele buitenplaatsen gesloopt, zo ook Veldwijk dat Gerrit Jan Langevoort sloopte in 1856 en hier op de plaats een boerderij stichtte.
Tijdens het ploegen van het land werd er in de negentiger jaren van de vorige eeuw nog steeds donkere grond van de gedempte grachten naar boven gehaald.
Ook heeft de huidige eigenaar van boerderij Veldwijk bevestigd dat er fundamenten en kelders van het voormalige buitengoed zijn aangetroffen.
Boerderij Veldwijk zou in 1943 nog een keer geschiedenis schrijven doordat de bewoners een schuur beschikbaar stelden voor een noodkerk. Op 22 december van dat jaar vierden de katholieke gemeenschap Herfte-Wijthmen voor het eerst een dienst in hun eigen (nood)kerk.
In 1950 werd voor de huidige kerk aan de Erfgenamenweg de eerste steen gelegd en kon het gebouw in de loop van 1951 in gebruik worden genomen.
Thans hebben de bewoners deze boerderij verlaten en een modern woonhuis gebouwd op de plaats van de vroegere “Werkbaaswoning”
Anno 2017 is ook de oorspronkelijke boerderij verdwenen en zijn er achter de woning moderne stallen geplaatst.
We weten nu iets af van de ligging van dit buitengoed, maar nog niets van de bewoners geschiedenis,
dit komt aan de orde in het volgende gedeelte.
Waarom ging men wonen op buitenplaatsen? Vaak betrof het een geldbelegging van rijke personen, bovendien was er een soort gedrag- of consumptiepatroon in de 17, 18e en 19e eeuw. Deze vaak gefortuneerde mensen bezaten naast een riant woonhuis binnen de stad ook nog een buitenverblijf op het platteland. Hier maakten ze tijdens de zomermaanden gebruik van. Ook was dit een doeltreffend middel om de drukke stad te ontvluchten.
De spieker(1) werd dus voor het eerst vermeld in 1675 en is in eigendom van de familie van Delden. Door een huwelijk met Johanna van Delden op 26 november 1705 komt het buiten in handen van de rooms-katholieke advocaat Willem Van Grootveld. Dit huwelijk was gezegend met veel kinderen. Van 1706 tot en met 1725 worden 13 kinderen gedoopt in de statie Boogenkerk.
Het buiten is waarschijnlijk omstreeks 1750 gebouwd in opdracht van Willem Van Grootveld
In tegenstelling tot de eigenaren van Landwijk en Boschwijk, die in de achttiende eeuw in handen waren van prominente Zwollenaren van gereformeerde huize die in het stadsbestuur een belangrijke rol hebben gespeeld was dit voor Willem van Grootveld geen mogelijkheid.
De bewoners van Veldwijk waren geen lid van de heersende protestante godsdienst, dit betekende dat het voor hen niet mogelijk was deel uit de maken van de magistraat of het stadsbestuur.
Willem verkreeg op 9 september 1720 echter wel het klein burgerschap van de stad, samen met zijn drie zonen Alexander, Berend en Jan. Het hieraan verbonden recht stelde hem in staat handel te drijven in de stad, van dit recht heeft hij ruimschoots gebruik gemaakt. Als zakenman was hij zeer succesvol en verwierf hij een groot fortuin die hem in staat stelde zich op verschillende terreinen met de magistraatsfamilies te meten. Zo investeerde hij in verscheidene gereformeerde ondernemingen.
Willem Van Grootveld overleed begin 1763, hij stierf als een vermogend man. Willem bezat naast huizen en een zaagmolen in de stad, een zoutziederij en ook vele erven en landerijen in de omgeving van Zwolle, ondermeer in Ommen, Den Ham en Zwollerkerspel. Willem en zijn vrouw Johanna hadden een testament, acht jaar eerder opgemaakt op het “langslevende”
Na het overlijden van Willem blijkt dat geen van de dan nog in leven zijnde zeven kinderen belangstelling hebben voor de buitenplaats, de buitenplaats word dan vervolgens op 30 april 1763, dus zeer kort naar de dood van Willem verkocht aan Isaak Paschen via een openbare verkoop door de erfgenamen. Door deze verkoop door de kinderen en het testament van hun ouders blijkt dat Johanna Van Grootvel Van Delden als eerder moet zijn overleden.
De kinderen van Willem Van Grootveld verklaren in de verkoopactie dat ze aan Isaak Paschen en zijn vrouw Aleijda Bavink hebben verkocht een `buitenplaats met de behuisinge, hof en boomgaert, met sijn plantagien in een gragt besloten, vorders sterrebos, allees van eijken, beuken en andere boomen, speciael mede die voorlangs de Twentse weg en dijk aldaer, eijkenheggenholt, elshold en twijgwaerd’, Dit alles voor de prijs van 13.900 gulden.
De doopsgezinde Isaak Paschen vestigde zich omstreeks 1715 in Zwolle, op 6 april verkreeg hij het kleinburgerschap. In 1741 trouwde hij met Aleida Bavink. Isaak was o.a. actief in de wijnhandel, binnen de doopsgezinde gemeente vervulde hij de taak van president-diaken. Naast zijn woning op de Aa bezat hij een pakhuis aan de Nieuwstraat. Hij heeft zeer goede zaken kunnen doen aangezien hij in staat was een aanzienlijk landgoed te kopen. Isaak werd op 25 april 1787 begraven in de Grote Kerk in Zwolle alwaar zijn vrouw een jaar eerder ter aarde was besteld.
Op dat moment zijn er nog drie kinderen van het echtpaar in leven en wel Abraham, Bernardus en hun dochter Elisabeth, ieder kind kreeg een gelijk aandeel in de erfenis. Abraham en Elisabeth mochten het landgoed Veldwijk (Veltwijk) verdelen. Abraham Paschen overlijdt echter kort na de dood van zijn vader waarop Elisabeth zich het landgoed toe-eigent.
Elisabeth Pachen geboren op 10 augustus 1744 bleef ongehuwd, verbleef in de winter in een huis aan de Bloemendalstraat en overleed daar op 16 februari 1834 op 89e jarige leeftijd.
Ook de erfgenamen van Elisabeth Paschen hadden weinig belang bij het landgoed, zo werd het verkocht aan de 53 jarige Otto Maximiliaan Theodorus Adolphus baron van Hugenpoth tot Aerdt.
Otto was in 1781 geboren op huis Aerdt bij Lobith, na de franse bezetting werd hij kort burgemeester van Herwen. Op 30 juli 1816 trouwde hij in Vollenhove met Maria Antonetta van Middachten tot Oldhagensdorp. Uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. Vanaf 1834 wilde het echtpaar waarschijnlijk liever in de omgeving van Zwolle wonen, waarvoor Veldwijk werd aangekocht. Otto stierf in Zwolle in een huis aan de Diezerpoortenplas op 16 april 1846, zijn vrouw ging hem anderhalf jaar eerder voor.
Otto maakte niet tot zijn dood gebruik van het buitengoed Veldwijk, hij had het drie jaar eerder op 29 maart 1842 verkocht aan de rijke wijnhandelaar Nicolas Pruimers voor 4.900 gulden. Het buiten werd destijds omschreven als: ‘Een modern heerenhuis, geschikt voor zomer- en winterverblijf, werkbaaswoning, schuur en verdere gebouwen, hoven met exquise vruchtboomen, bosschen, lanen en verdere plantagien, beste bouw-, weide- en hooilanden.
Nicolas Pruimers, zoon van de Zwolse burgemeester Daniël Pruimers en Gezina Dumpel ging niet zelf op het buitengoed wonen, maar beschouwde het als een belegging die hij ging het verhuren. Hij had van zijn vader al de havezaten De Arendshorst in Ommen en De Velner in Dalfsen geërfd, die hij in 1837 verkocht.
Ook buitengoed Veldwijk bleef niet lang in zijn bezit, omstreeks 1850 verkocht Pruimers het waarschijnlijk aan de Amsterdammer Pieter Johannes Michaël van Stock die zich enige tijd met zijn vrouw Jannetje van Ippenbuur en zijn zoon vestigde in Zwollerkerspel. In 1855 verhuisde het echtpaar waardoor Veldwijk opnieuw in de verkoop kwam.
Dan wordt het omschreven als “Het rentegevend Landgoed Veldwijk, gelegen bij den staatweg van Zwolle op Heino, in Wijthmen, gemeente Zwollerkerspel op een uur afstand van de Stad Zwolle”
De laatste eigenaar, de landbouwer Gerrit Jan Langevoort kocht het landgoed aan in 1855. Het was hem duidelijk niet te doen voor het in de advertentie aangeprezen herenhuis met de daarbij behorende faciliteiten. Hij liet het buitenhuis afbreken en vervangen door een boerderij.
Ook de prachtige aangelegde tuinen uit de 18e eeuw bij Veldwijk verdwenen doordat het gebied als landbouwbedrijf werd ingericht. In de tijd tussen 1857 en 2017 (3) kwam de boerderij in handen van de familie Meiberg die het landbouwbedrijf tot op de dag van vandaag hebben voortgezet.
1675
De eerste vermelding van een spijker in Wijthmen (het latere Veldwijk) dat in eigendom is van de RK familie van Delden.
1705
Willem Van Grootveld komt door een huwelijk met Johanna van Delden in het bezit van deze buitenplaats in Wijthmen.
1750
Waarschijnlijk het bouwjaar van het buiten Veldwijk in opdracht van Willem Van Grootveld.
1763
Isaak Paschen wordt voor 13.900 gulden de nieuwe eigenaar van Veldwijk.
1787
Isaak Paschen overlijdt, dochter Elisabeth wordt via vererving de nieuwe eigenaar.
Otto Maximiliaan Theodorus Adolphus baron van Hugenpoth tot Aerdt koopt Veldwijk aan van de erfgenamen van Elisabeth Paschen.
Veldwijk wordt verkocht aan de wijnhandelaar Nicolas Pruimers als belegging voor 4.900 gulden. Hij verhuurd het buitengoed.
1844
Uitbreiding van het hoofdgebouw met een vleugel en krijgt hierdoor een L-vormige plattegrond, het koetshuis en de werkbaaswoning worden gesloopt.
1847
Veldwijk verkeerd op dat moment nog in volle glorie, maar zal in de komende jaren snel achteruitgaan.
1850
Onderhandse verkoop van Veldwijk waarschijnlijk aan Pieter Johannus Michaël van Stock.
1855
Gerrit Jan Langevoort koopt het buiten aan en maakt er een landbouwbedrijf van.
1856
De laatste eigenaar sloopt het hoofdhuis en vervangt dit door een boerderij.
1856-2017
Boerderij Veldwijk komt ergens in deze periode in het bezit van de familie Meiberg.
1943
Een van de schuren doet dienst als noodkerk voordat de huidige R.K. kerk is
gerealiseerd in 1950.
(1)
Van prehistorie tot vroeg middeleeuwen was een spieker een graansilo gebouwd op palen om de geoogste korenaren die van het land kwamen droog en veilig voor ongedierte te kunnen opslaan. Later werden ze vooral gebruikt als een soort graanpakhuis of graan silo onder andere door grootgrondbezitters en kloosters, die hier het graan opsloegen dat ze ontvingen als in natura
betaalde pacht en tienden. Vanwege de veiligheid waren ze in de latere middeleeuwen meestal van steen en voorzien van een gracht. Het waren toen torenachtige bouwsels van meerdere verdiepingen. Vanaf de zeventiende eeuw werden veel van deze spiekers omgevormd tot buitenplaats. Stedelijke regenten bezaten veel gronden op het platteland en trokken ’s zomers met hun familie naar de spieker om de benauwde stad te ontvluchten. Een landeigenaar was zo meteen in de gelegenheid om in de oogsttijd toezicht te houden op zijn pachters. In herfst en winter was zo’n herenhuis een uitgangspunt voor de jacht.
(2)
Geometrische vormen zijn alle vormen, die je met behulp van passer en liniaal kunt construeren, zoals het vierkant (de rechthoek), de driehoek en de cirkel. De toepassing van de geometrische stijl bij de aanleg van parken gaat in Nederland terug tot in de vijftiende, zestiende eeuw. Hierbij kijkt men bij deze parkaanleg op een zelfde wijze zoals een architect een gebouw ontwerpt met bouwstenen als vijverpartijen, wandelpaden bomen enzovoort.
(3)
Het is zeer waarschijnlijk voordat boerderij Veldwijk in bezit kwam van de familie Meiberg deze nadat Gerrit Jan Langevoort geen eigenaar meer was de boerderij nog in bezit kwam van andere families. Dit vergt nog een nader onderzoek en was bij publicatie nog niet bekend.
gerardhulsmann
Bronnen: