In de zeventiende en achttiende eeuw bevonden zich in onze drie buurtschappen een aantal spijkers oftewel buitenhuizen, die net als in andere buurschappen door vermogende burgers uit Zwolle naast een van hun pachtboerderijen werden gesticht.
Zo kennen we in Zalné Huize Landwijk en Huize Boschwijk, in Wijthmen Huize Soeslo, de gesloopte huizen Veldwijk en Heersevoort?, Valkenberg en in Herfte is er Huize Helmhorst.
Landgoed Soeslo vormt met de monumentale panden Huize Soeslo, boerderij Soeslo en de beide bijbehorende hooibergen samen een begrip in onze buurtschappen en behoeft eigenlijk geen verdere introductie. Toch is de informatie over dit landgoed vaak versnipperd weergegeven en wil Historisch Wijthmen een poging doen zoveel mogelijk informatie via deze website te bundelen om zo tot een overzicht te komen van dit bijzondere landgoed in Wijthmen.
In 2017 is begonnen met de verlegging en uitbreiding van de N35 naar een vier baan snelweg, hierdoor is landgoed Soeslo geïsoleerd geraakt van het dorp en dit kunnen we als een ernstig gemis beschouwen.
Het in oorsprong 17de eeuwse huis heeft voornamelijk in 1815 zijn definitieve verschijningsvorm als hoofdhuis gekregen. Het bestaat uit twee bouwvolumes die in diverse fasen tot stand zijn gekomen. De in plattegrond ten opzichte van elkaar verschoven rechthoekige bouwvolumen zijn in baksteen opgetrokken.
Het aan de achterzijde gelegen éénlaags volume bevat het uit de 17de eeuw daterende spijker, dat in 1815 aan de noordwestzijde met een tweelaags voorhuis is uitgebreid. Later is de spijker aan de zuidwestzijde zoals blijkt uit een bouwnaad nog eens vergroot.
Beide bouwvolumen worden door een schilddak met evenwijdig aan elkaar geplaatste nok, gedekt met blauw geglazuurde Oudhollandse dakpan. Alleen in het voorhuis komt op de nokeinden een schoorsteen met windkap voor. Van alle rechtgesloten vensters (type schuifraam) zijn alleen die in de spijker geplaatst op een gemetselde onderdorpel en voorzien van (paneel)luiken. De vensters in het voorhuis rusten op natuurstenen onderdorpels en worden door een strekse boog afgesloten.
De voorgevel van het voorhuis is symmetrisch van opzet en telt vijf assen. De middenas wordt gevormd door de door met schijnvoegen uitgevoerde stucwerk omlijsting van de entree die wordt beëindigd door een kroonlijst. Boven de vleugeldeur met twee gekoppelde kruisvormige roeden in het bovenlicht, bevindt zich een venster met 3x(2+2) schuifraam op de verdieping dat ook ter weerszijden van de middenas tweemaal voorkomt. Begane gronds bestaat het onderraam uit een 3×3-ruits onderverdeling. De gevel wordt door een geprofileerde kroonlijst beëindigd.
Links en rechts van de entree is in een baksteen de tekst ‘Derk Royer’ en ‘4-10-1815’ ingekrast. De beide zijgevels van het voorhuis zijn voor wat betreft de vensterindeling spiegelbeeldig aan elkaar gelijk met twee vensters begane gronds en op de verdieping in de hoek met het achterhuis, een venster. In het dakschild sluit een dakkapel bij deze vensteras aan. In de rechter zijgevel komt in de hoek met het achterhuis ter hoogte van de verdiepingsvloer een dichtgezet venster voor en daaronder een klein raampje met diefijzers.
De spijker bevat in de achtergevel (zd/o), die is gericht op de tuin en boomgaard, drie vensters met 5x(3+4) schuiframen boven de in een gecementeerde plint voorkomende twee kelderlichten. De linkerhoek is, getuige een afwijkende baksteen en een bouwnaad, niet oorspronkelijk. Een bouwnaad komt ook voor tussen de twee rechter vensters. In het dakschild zijn vier dakkapellen geplaatst met een vierruits draairaam onder een segmentboogvormig fronton. De rechter zijgevel steekt ten opzichte van de zijgevel van het voorhuis uit en bevat een 3x(2+2) schuifraam met rechts daarvan een via een hardstenen trapje met gietijzeren leuningen en een bordes te bereiken beglaasde deur onder een van een ruitvormige indeling voorzien bovenlicht.
In het dakschild komt een identieke dakkapel voor als in de achtergevel. De linker zijgevel bevat slechts een in het midden geplaatst, identiek venster als in de rechter zijgevel. Het interieur heeft deels zijn oorspronkelijke indeling behouden maar is in onderdelen het meest aangetast. De meeste Wijzigingen hebben in het achterhuis (de spijker) plaats gevonden. Er is een doorbraak van het achterhuis naar het voorhuis gemaakt en er is een opening in de scheidingsmuur tot stand gebracht tussen twee kamers. In de 19de eeuw is het achterhuis vergroot. De kelder in het achterhuis bezit nog twee haaks op elkaar staande tongewelven die beide later zijn gepleisterd. De ruimten op de verdieping zijn deels gewijzigd. Ter plaatse van de aansluiting van het voor- met het achterhuis wordt de evenwichtige compositie van de ruimten verstoord door de plaatsing van het trappenhuis in de met marmeren (zwart-wit) plavuizen belegde hal en niveauverschillen van vloer en plafond van beide bouwvolumen.
In het voorhuis komen nog Art Déco-stucplafonds voor. In het achterhuis is de oorspronkelijke enkelvoudige balklaag in twee kamers nog aanwezig. Waardering Het hoofdhuis van de historische buitenplaats Soeslo is van algemeen architectuur- en cultuurhistorisch belang: – vanwege de relatieve gaafheid van de twee bouwvolumes uit overwegend de 17de en 19de eeuw en aldus waardevol als voorbeeld van een ontwikkeling in de bouw- en de bewoningsgeschiedenis van de buitenplaats; – vanwege de ensemblewaarde als onderdeel van de buitenplaats.
Soeslo is erkend als een rijksmonument. Ook het park, het koetshuis en bij het landgoed behorende boerderij vallen onder de rijksbescherming.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
(bron: De tekeningen uit “De Havezaten in Salland en hun bewoners” door Gevers en Mensema)
Parkaanleg in Formele en Landschapsstijl bestaande uit lanen, enclaves, beekdalen, tuinen en een boomgaard alsook waterpartijen, als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo. Het goed Soeslo heeft steeds een agrarische functie gehad. Pas aan het einde van de 17de eeuw is begonnen met een parkaanleg. Vanaf die periode vinden in het gebied grote ingrepen plaats in de structuur.
Op topografische kaarten uit de 17de en 18de eeuw is de transformatie van landbouwgronden tot buitenplaats met parkaanleg en omringende gronden goed af te lezen. Tussen ca 1700 en 1815 ontstaat een aanleg in de ‘formele stijl’. De omtrek van Soeslo komt op een topografische kaart van Van Hattinga (ca 1750) helder naar voren. Er is dan al sprake van een geometrische aanleg met een geaccentueerde hoofdas die recht op de spijker als centrum van de buitenplaats, toeloopt. Op de eerste systematische militaire kaarten uit de periode rond 1780 van Van Hooff, Hottinger en Hattinga, onderscheiden zich (zij)lanen en assen.
Twee aan de hoofdas parallel gelegen rechte lanen vormen de harde begrenzing met de omringende weilanden. Beide komen ze, dicht bij elkaar op de weg Zwolle-Heino uit. De lanen en paden alsook de zichtassen bepalen in grote mate de classicistische structuur van de buitenplaats. Uit dezelfde tijd dateren de boomgaard en de nutstuin die in structuur nog aanwezig waren en recent zorgvuldig zijn gereconstrueerd. De lanenstructuur zette zich voort in het complex hakhout met een perceeltje cultuurgrond ten zuidwesten van de gebouwen.
Momenteel is hiervan vooral de beplanting langs de buitenzijde overgebleven. Hierin komt op de uiterste westpunt een markante verhoging voor, die de mogelijkheid van een prieel openhoudt. Dit gedeelte wordt naar de kaart van Hottinger teruggebracht.
Na 1815 komt geleidelijk een aanleg in Landschapsstijl tot stand. De eerste veranderingen aan de door rechte assen gekenmerkte formele opzet zijn zichtbaar op het kadastrale minuutplan van 1820 in het zuidelijk gelegen driehoekig perceel met kruisende assen. De herkenbaarheid van de hoofdas voor het huis raakt in 1858 verloren door de langzaam maar zeker uitdijende boomgroepen (beuken) en de verdichting van opslag.In de huidige situering is deze hoofdas geheel verdwenen maar in de vorm van een natte as nog herkenbaar.
In de huidige situatie is er geen duidelijke hiërarchie meer in de lanenstructuur te herkennen. De kenmerken van de Landschapsstijl dringen zich meer en meer op, zoals de aanleg van een vijver vóór en achter het huis. Deze zijn veelal lobvormig en zodanig gepositioneerd dat via een zichtas in een lengterichting naar het huis wordt gekeken.
De oostelijke zijlaan wordt eind 19de eeuw omgebogen en voert dan naar het huis. Deze laan heeft ter hoogte van de buurtschap Wijthmen een aftakking in de vorm van een elzenlaantje, dat ook op de kaart van Hottinger is te zien. De lanen worden door eiken en beuken begeleid en zijn in structuur gaaf bewaard.
Aan de oostzijde is ter plaatse van een afbuiging naar het hoofdhuis, langs een nieuwe begrenzingslijn een dubbele bomenrij aangeplant die op het zuidelijk gesitueerde driehoekige perceel met hakhout aansluit. Dit perceel, waarin de historische rabattenstructuur nog vrijwel gaaf aanwezig is, bestaat sinds de jaren twintig uit doorgeschoten hakhout met veel bramenopslag, een droogvallende bosvijver en percelen cultuurgrond. De oude huisplaats in dit perceel is nog herkenbaar aan een monumentale lindeboom. De siertuin en boomgaard gelden thans na reconstructie, weer als volwaardige elementen in de door de formele stijl gekenmerkte aanleg. Waardering Parkaanleg als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, van algemeen belang vanwege de (tuin)architectuur- en cultuurhistorische waarde: – als voorbeeld van een vanuit een Formele aanleg tot een begin 19de eeuw ontwikkelde Landschappelijke tuin waarin beide structuren nog goed bewaard zijn gebleven: – als uitdrukking van een ontwikkeling in de geschiedenis van de tuinarchitectuur; – vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de overige onderdelen van de buitenplaats.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Middeleeuwen
Soesselo behoorde tot de bezittingen van het stift Essen. Het Sticht Essen (Duits: Stift Essen) was een abdijvorstendom voor vrouwen in en om de Duitse stad Essen. Het werd gesticht rond 845 door de Saksische edelman Altfrid, die later bisschop van Hildesheim werd en die ook heilig verklaard werd. De plaats heette aanvankelijk Astnidhi, een naam die zich ontwikkelde tot Essen.
(Bron: Wikepedia)
1583
Everhard van Tongeren, ambtman van het stift Essen geeft Soesseloe, gelegen in den gereichte Swolele in het buerschap Wittmen in leen aan Jenneke Morre, weduwe van Hendrik Jansz. Kistemaker.
±1625
Hendrik Crouse, burgemeester en namens Zwolle zitting in provinciaal bestuur koopt van de familie Morre het halve erve Soeslo, de andere helft komt in handen van de rooms-katholieke gebroeders Everhardus en Otto Vos. Na de dood van Hendrik Crouse wordt zijn dochter Zwaantje met het erve Soeslof beleend.
1658
Willem Royer komt voor een deel in het bezit van Soeslo door zijn huwelijk met een dochter (Swaantje) van Crouse. De hervormde familie Royer was een gerenommeerd Zwols geslacht, waarvan de leden geregeld deel uitmaakten van het stadsbestuur.
1682
Soeslo kent één vuurplaats, is klein opgezet, wel word het nu in documenten een “spieker” genoemd.
1706
Dr. Hendrik Royer, eveneens burgermeester van Zwolle, slaagde er ook in de aan de familie Vos toebehorende andere helft van Soeslo te verwerven, zodat het oorspronkelijke bezit weer is hersteld.
1796
De leenhorigheid aan het stift Essen word door Royer in mei 1796 afgekocht voor 200 goudgulden.
1815
Uit de spieker wordt de buitenplaats geboren, de spieker wordt aangepast en aan de voorzijde wordt het huidige Herenhuis geplaatst met twee bouwlagen. Derk Royer legt de eerste steen.
1848
Op 10 mei 1848 vind in Zwolle het huwelijk plaats van erfdochter Gerhada Anna Elisabeth Royer en mr. Jacob Evert van Nes van Meerkerk, lid van de arrondissementsrechtbank te Zwolle. Van Nes van Meerkerk is dan dertig jaar oud. De zeven kinderen, drie jongens en vier meisjes worden allen in Zwolle geboren.
1867
Overlijden van Hendrik Royer.
1868
Soeslo valt door het huwelijk van kleindochter Gerharda Anna Elisabeth in het bezit van Jacob Evert van Nes van Meerkerk.
Zijn nakomelingen zouden het landgoed met de onderhorige landerijen en boerderijen ruim honderd jaar beheren.
1882
Op 15 oktober overlijdt Jacob Evert van Nes van Meerkerk, hij wordt bijgezet in het familiegraf Royer op de Algemene begraafplaat te Zwolle.
1917
Op hoge leeftijd overlijdt Gerharda Anna Elisabeth Royer van Nes van Meerkerk.
1918
De onroerende goederen uit het nalatenschap van Gerharda Anna Elisabeth vallen toe aan haar zoon Jacob Gerard en aan haar dochterJohanna Aleida Engelina, zij was getrouwd met Mr. Carel Baron de Vos van Steenwijk. De effecten en waardevolle papieren werden verdeelt onder de overige kinderen.
1902
Huwelijk van Jacob Gerard van Nes van Meerkerk op 6 februari 1902 met Jkvr. Frederique Goverdina Gravin van Limburg Stirum
1903
Geboorte op 30 mei 1903 van Jan Evert van Nes van Meerdkerk.
1931
Op 24 juli overlijd Jacob Gerard van Nes van Meerkerk op huize Soeslo.
1932
Op 23 mei vind de nalatenschap plaats, (testament 9 maart 1926) hierin is bepaalt dat alle onroerende goederen in Zwolle en Zwollerkerspel toekomen aan zijn enige zoon Jacob Evert.
1935
Op 6 november beslist de minister van Landbouw en Visserij, gelet op de Natuurschoonwet van 1928 en het advies van de Bosraad de onroerende goederen genaamd Soeslo aan te merken als landgoed, met uitzondering van de naaste omgeving van het herenhuis en de moestuin wordt het landgoed voor het publiek opengesteld.
1952
Van Nes van Meerkerk krijgt toestemming om het koetshuis tot woning om te bouwen
1964
De Gemeente Zwolle koopt het 76 ha. grootte landgoed en is de nieuwe eigenaar van Soeslo, De gemeente gaat het landgoed verhuren.
±1969
Jan Evert van Ness van Meerkerk vertrekt naar het Harde in de gemeente Doornspijk, waarschijnlijk heeft hij na de verkoop van Soeslo in Zwolle woonachtig geweest.
1980-1983
Ingrijpende restauratie van het buitengoed.
1985
60 ha cultuurgrond wordt verkocht aan het Bureau Beheer Landbouwgronden. Later is 20 ha van BBL verkocht aan Het Overijssels Landschap.
1983-1992
Vestiging van een Gereformeerd Vormingsinstituut gevestigd.
1993-1997
Particulier bezit.
1997-Heden
Particulierbezit van de familie Hony.
2012
Op 6 oktober overlijdt Arnold (Nolly) Hony (1939-2012), hij werd begraven in zijn eigen tuin
2018.
Huisarchief van Soeslo in zijn totaliteit openbaar.
(Bron bewonersgeschiedenis: archieven.nl)
Uit het familiearchief van Antonie Grootenhuis kwamen een vijftal foto’s te voorschijn die ons een inzichtje geven in het leven rondom Soeslo. Vaak is van de hoofdbewoners veel bekend maar is er over de geschiedenis van het personeel alleen in particuliere archieven wat bekend.
Dit zijn misschien best we interessante verhalen, hoe bijvoorbeeld zag een werkdag er uit van Antonia van Dort, dienende onder Jan Evert van Ness van Meerkerk destijds eigenaar van Soeslo?
Van Mina Jansen van Dort een foto van een jachttafereel gemaakt ergens tussen 1920 en 1930 op het landgoed Soeslo.
Op de foto helemaal aan de rechterkant zien we Gerrit-Jan van Dort (1878-1956). Hij en Antonie (Tone) Reuverkamp, de man met hond ondersteunen de jachtpartij voor de drie heren Van Nes van Meerkerk,(de eigenaar van het landgoed) Reijnen en Tulp uit Zwolle . De heren natuurlijk in volle uitrusting, dus met geweer.
Volgen Alie ter Molen uit Zalné woonde Chrétien Reijnen bij Boschwijk en was houthandelaar van beroep, Tulp zou ook aan de Heinoseweg gewoond hebben op nummer vijf of zeven.
(Bron jachttafereel Antonie Grootenhuis en Freek Onderdijk)
Antonia van Dort poseert eind jaren 50 van de vorige eeuw hier voor huize Soeslo.
Zij werkte met haar zus Mina (Jansen van Dort) in de huishouding van de familie van Ness van Meerkerk.
De familie van Dor was altijd nauw betrokken bij Huize Soeslo, zo woonde Tonia Dijk-van Dort op de boerderij naast huize Soeslo. Zie hiervoor de onderstaande foto’s.
Het koetshuis annex dienstwoning, als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, dateert uit de 17de eeuw. Het koetshuis annex dienstwoning, is zuidwestelijk van het hoofdhuis gepositioneerd en ligt ten opzichte van de gelijk georiënteerde voorgevel van het huis iets naar achter. Het eenlaags pand met zolder, onder een afgetopt zadeldak is vanuit een nagenoeg rechthoekige plattegrond in baksteen opgetrokken.
Aan de achterzijde van het pand is het dakschild naar beneden verlengd. De gevelopeningen worden alle door een strekse boog ontlast. De symmetrisch ingedeelde voorgevel valt vooral op door het inzwenkende middengedeelte. De gevel telt zes door lisenen gescheiden traveeën met in het midden twee onder een stompe hoek geplaatste dubbele inrijdeuren onder een snijraam. Aan weerszijden komt een enkele deur voor onder een door roede ingedeeld bovenlicht.
De hoeken van de gevel zijn bezet door een beluikt 3x(2+2)-ruits schuifraam. Een geprofileerde daklijst sluit de gevel af. Tegenover de voorgevel bevinden zich vier natuurstenen voederbakken, die, verplaatst, haaks op de voorgevel zijn gesteld. Drie van de vier voederbakken komen uit het koetshuis, de vierde, een kleiner exemplaar, is meegenomen van elders door de eigenaar. De linker zijgevel die de dienstwoning betreft heeft in de middenas twee vensters waarvan het linker raam een 2x(2+3)-ruits raam bevat en rechts een 3x(2+3)-ruits raam. Op de verdieping komen twee vierruits draairamen voor. Ter weerszijden van deze middenas bevindt zich begane gronds een deur onder bovenlicht. Geheel links is een 2x(1+2)-ruits raam geplaatst. De achtergevel is grotendeels vernieuwd waarin vier moderne ramen zijn gezaagd en is daarmee voor de rijksbescherming van ondergeschikt belang. De rechter zijgevel vertoont eveneens ernstige verstoringen in het metselwerk door dichtgezette inrijdeuren en de plaatsing van een modern ingezaagd venster. De ruimtelijke indeling van het koetshuis is sterk gewijzigd ten behoeve van gastenverblijf en is van ondergeschikt belang. Waardering Het 17de eeuwse koetshuis als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde: – als een in hoofdopzet goed bewaard voorbeeld van een 17de eeuws koetshuis, waarbij twee voederbakken; – van belang als voorbeeld van een ontwikkeling in de (bewonings)geschiedenis van de buitenplaats Soeslo; – vanwege de ensemblewaarde als onderdeel van de buitenplaats.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Hooiberg I met zeszijdige rieten kap
De hooiberg, direct gelegen aan het op het landgoed zuidwestelijk georiënteerde pad langs de achterzijde van de boerderij. Van de hier twee naast elkaar gelegen hooibergen bezit die, welke zich het dichtst bij het pad bevindt, een zeszijdige rieten kap gedragen door drie betonnen roeden. Op basis van de situering en het toegepaste materiaal wordt verondersteld dat de hooiberg het dichts bij het pad geplaatst, van de twee hooibergen het jongst in leeftijd is (eerste helft 20ste eeuw). Waardering Hooiberg, als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, van algemeen belang: vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde: – als voorbeeld van een redelijk goed bewaarde hooiberg en als functioneel onderdeel bij de boerderij; – vanwege de ensemblewaarde in relatie met de overige onderdelen van de buitenplaats.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Hooiberg II met vijfzijdige rieten kap
Omschrijving HOOIBERG daterend uit vermoedelijk eind 19de eeuw, gesitueerd op een grasstrook aan het op het landgoed zuidwestelijk georiënteerde pad. Van de hier voorkomende twee hooibergen, is die tegenover de achtergevel van de boerderij voorzien van drie betonnen roeden en een vijfzijdige rieten kap. Waardering Hooiberg, als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, van algemeen belang: vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde: – als voorbeeld van een redelijk goed bewaarde hooiberg en als functioneel onderdeel bij de boerderij; – vanwege de ensemblewaarde in relatie met de overige onderdelen van de buitenplaats.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Verder zijn er nog een tweetal muren die de overgang vormen tussen siertuin en boomgaard, alsmede een (tuinngereedschap schuurtje. Tuinmuur met schuurtje als onderdeel van de historische buitenplaats Soeslo, van algemeen cultuurhistorisch belang: – als utilitaire componenten op de buitenplaats; – als voorbeeld van een ontwikkeling van de geschiedenis van de tuinbouw op buitenplaatsen; – vanwege de ensemblewaarde als onderdeel van de buitenplaats. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)