Renovatie van Zwols buiten nadert voltooiing
Ooit telde Nederland zo’n 6.000 historische buitenplaatsen, nu zijn dat er nog zo’n 550.Vaak eigendom en/of in beheer van kapitaalkrachtige families. In 2012 werden zij in een speciale editie van het weekblad Elsevier omschreven en geroemd als schatbewaarders. Gefortuneerde mensen, die hun ziel en zaligheid leggen in de strijd om behoud van een eeuwenoud complex met vaak immens grote tuinen. Die vaak niet te beroerd zijn zelf op de bouwsteiger te klimmen of met hun handen in de grond te woelen. Nol en Hana Hony behoren tot die groep en voelen zich, na een levenlang in de stad, God in Frankrijk. In een bijkans verloren hoekje van Zwolle, verscholen in het groen van Wijthmen, ligt Soeslo, in de donkere Middeleeuwen ooit eigendom van het Stift Essen, nu een rijksmonument van bij elkaar zo’n 80 hectare. Niet bijzonder groot, wel bijzonder mooi. Het landhuis, de boerderij, de koetstuin en het park zijn sinds 1997 in het bezit van Nolly en Hana Hony, zakenechtpaar-in-ruste. Hij houdt zich voornamelijk bezig met het vastgoed, zij verzorgt de tuin, de pauwen, parelhoenders, Indische loopeenden en ander gevogelte. De omliggende grond is (in beheer) van Landschap Overijssel. Aan de veelgebruikte keukentafel van Huize Soeslo grijpt Paul Schaap (expert op het gebied van buitenplaatsen en adviseur van de Hony’s) naar zijn leesbril en pakt een van de boekwerkjes uit een hoge stapel over de geschiedenis van het landgoed. ‘Ik wil dit graag voorlezen’, zegt Schaap als hij de juiste pagina heeft gevonden en begint voor te dragen uit een gedicht van Rhijnvis Feith.
Deze beroemde dichter (1753-1824) woont in 1816, want dat jaar schrijven we, op Boschwijk en is als zodanig buurman van Georg Roijer, de bewoner van Soeslo. Het hoge voorhuis is zojuist in opdracht van Roijer gebouwd aan de toen al eeuwenoude ‘spieker’ (voorraadschuur voor graan) als Rhijnvis Feith als gast op het openingsfeest om het woord vraagt. Hij heeft een ode geschreven voor deze speciale gelegenheid (zie kader). Schaap gebruikt deze bloemrijke en literair verantwoorde omweg om zijn visie te geven hoe het ontwerp van de tuin van Soeslo, ruimtelijk gelegen op een zogeheten dekzandrug of es, tot stand is gekomen. ‘De landgoederen werden stuk voor stuk geometrisch, zeg rechtlijnig, aangelegd. Pas later werd dat anders. Ik heb een donkerbruin vermoeden, dat het ontwerp van de tuin van Soeslo door Georg Anton Blum is aangepast. Dat hij de zogeheten landschapsstijl heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke, formele stijl. Waarom ik dat denk? Wel, Blum (hij woonde geloof ik aan de Badhuiswal) had ook de tuin van Boschwijk ontworpen. En Rhijnvis Feith en Georg Roijer waren goede vrienden. Dat blijkt wel uit de moeite die Rhijnvis Feith nam om een gedicht voor Roijer te schrijven. Bovendien, doet de stijl me aan die van Blum denken. Nee, bewijzen kan ik het niet. Van sommige buitenplaatsen is heel veel bekend, van andere (waaronder Soeslo) minder. Er is ook geen familiearchief van de Roijers. Maar ik weet zeker, dat in zijn tijd heel veel is gebeurd op Soeslo’.
Geen zekerheid dus, maar Schaap heeft wel recht van spreken. Jarenlang was hij medewerker van Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, kortweg PHB, en betrokken bij het opstellen van het beheersplan voor Soeslo. In die hoedanigheid raakte en bleef hij betrokken bij het Soeslo van Nolly en Hana Hony, nadat deze het van de gemeente kochten, maar ook nadat de PHB in 2011 werd opgeheven wegens het stopzetten van de landelijke subsidie. De panden op Soeslo waren, bij de aankoop in 1997, tot niet meer dan bouwvallen vergaan en de tuin en boomgaard waren veranderd in een met onkruid vol gewoekerde wildernis. Van de verre erfenis van Georg Anton Blum was weinig overgebleven, maar de Hony’s besloten ook daar wat aan te doen. ‘Pal voor de ramen van het huis stonden linden’, verbaast Nol Hony zich nog. ‘Hoe kun je het bedenken: bomen voor de ramen! Ik vraag je…’. De nieuwe eigenaren begonnen, gesteund door Landschap Overijssel, met een flinke portie moed en hun met hard werken verdiende familiekapitaal aan een even helse als dankbare klus, waarbij de regie zoveel mogelijk in eigen hand werd gehouden. De heer des huizes benoemde zichzelf tot autodidactisch bouwmeester en de tuin werd het domein van zijn vrouw Hana. ‘Nol en ik waren echte stadsmensen, ik had ook helemaal geen groene vingers, deed nooit iets in de tuin.
Maar je leert snel’.
Tot op de dag van vandaag neemt zij, met haar trouwe hulp Dries, het leeuwendeel van het tuinonderhoud voor haar rekening, welhaast een dagtaak in sommige delen van het jaar. Nol zit het liefst in de tuin, om weg te dromen in zijn prieeltje of, bij echt mooi weer, overleg met de bouwploeg. ‘Eén ding had ik al gauw in de gaten’, herinnert Nol Hony zich. ‘De tuin moet onlosmakelijk verbonden zijn met het huis. Anders klopt het geheel niet. Mensen als Blum wisten dat natuurlijk ook al lang. Maar je moet er wel een goed gevoel bij hebben. Toen ik begon, werd mij verteld, dat ik verplicht was een landschapsarchitect in handen te nemen. Kwam er zo’n interessante gozer met een duur koffertje. Die heb ik dus weggestuurd. Later hebben anderen als Klaas Boomert en Carl Stoelinga van de Wezo het opgepakt’. Zo’n 15 jaar bestond Soeslo uit een halve bouwput; het waren jaren van tekenen, slopen en herbouwen. Nu nadert de voltooiing van de grootscheepse renovatie. Als laatste wordt de laatste hand gelegd aan het koetshuis (inclusief het in ere herstelde schilddak). In dit gebouw komen twee prachtige, grote gastverblijven. Van de tuin wordt de boomgaard opgeknapt door het Overijssels Landschap.
De totale renovatie mag een klein vermogen hebben gekost, maar het resultaat is ernaar. Soeslo zal erbij liggen als in zijn beste dagen.
Met gerenoveerde gebouwen in de oude stijl, zijn bijzondere lanenstructuur, slingerpaden, waterpartijen, siertuin, moestuin, boomgaard, hakhoutpercelen, singels, weiland en bouwland.
Kortom, zoals het er zo’n 200 jaar geleden ooit bijgestaan heeft, toen Rijnvis Feith er zijn gedicht voordroeg en een heildronk uitbracht.
En zo, hopen de Hony’s, zoals het er over nog eens 200 jaar nog bij zal staan.
‘Want’, zegt de gewezen stadsmens Nol Hony, ‘je bouwt toch ook voor het nageslacht. Ik vind het leuk als mensen hier wandelen en genieten. En dat blijven doen. Zelf ga ik hier in elk geval nooit meer weg, hier is mijn paradijs op aarde’.
Aan de linkerzijde het gedicht dat in 1816 door Rhijnvis Feith werd voorgedragen ter ere van het openingsfeest van het nieuwe Landhuis Soeslo.
(Bron: Zwolle Monumenten Magazijn 2012)
Tekst schatbewaarders van Soeslo: Koen Nijmeijer
Fotoverantwoording schatbewaarders van Soeslo: Henry Kranenborg, Harry Vrielink, Jeroen Drost, Hidde Heikamp, Hans Westerink, Archeologie Zwolle, Gemeente Zwolle, Monumenten advies bureau, Liewe Dijkstra, Historisch Centrum Overijssel, Stichting Levende Stadsgeschiedenis Zwolle.
Website’s voor meer (algemene)informatie: